Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [6]Alle ding [wedervaart [7]hun], gelijk aan [8]alle [anderen]; [9]enerlei wedervaart den rechtvaardige en den goddeloze, den goede en den reine, als den onreine; zo [10]dien, die offert, als dien, die niet offert; gelijk den goede, alzo [ook] den zondaar, dien, [11]die zweert, gelijk dien, [12]die den eed vreest. 6. Hebr. alles gelijk als allen. 7. Te weten de rechtvaardige en wijze. 8. Te weten onrechtvaardigen en dwazen. 9. Anders, een geval, gelijk boven Spreuk.2:14, en onder Spreuk.9:3. De zin is, de rechtvaardige overkomt zowel wat kwaads als de goddeloze. En integendeel overkomt de goddeloze zowel wat goeds als de vrome. 10. Dat is, die die de godsdienst wel waarneemt. 11. Te weten lichtvaardig, of valselijk, geen conscientie makende van meinedigheid. 12. Te weten de lichtvaardige eed, vrezende God daarmede te vertoornen.